Otto Krol         1980 - 2020

 

Voorwoord

 

Er is in de loop der jaren al veel gezegd en geschreven over het werk van Otto Krol. Nu er eindelijk een publicatie ligt waarin een goed overzicht van zijn werk getoond wordt, lijkt er niet veel meer te zeggen.

 

Met zijn terugkeer naar zijn geboortestad Groningen eind 2016, na 33 jaar, is de cirkel rond.

 

Na een jeugd in Groningen en wat omzwervingen na het VWO (als verklaarde bèta startte Otto met een opleiding elektrotechniek aan de TU Eindhoven) had hij in 1969 zijn bestemming gevonden op de Academie Minerva in Groningen. Er volgden vijf mooie jaren waarin hij een MO A en B tekenen-opleiding voltooide.

Deze wisseling van bèta naar alfa en terug zou het verhaal van zijn leven worden.

En misschien ook van de inhoud van zijn kunst.

 

Student elektrotechniek, tekenleraar, wiskundestudent, kunstenaar, ict medewerker, kunstenaar, zo ongeveer moet u zich het leven van Otto Krol voorstellen.

 

Tijdens de periode op Minerva werd hij sterk beïnvloed door het realisme waar de academie in die tijd om bekend stond. Leraren als Barend Blankert en Ger Siks gaven richting, maar natuurlijk ook de tijd zelf en de Groningse volksaard. Artisticiteit en romantiek werden niet gewaardeerd, degelijkheid en no nonsens-onderwerpen des te meer.

Terugkijkend zie je duidelijk zijn zoektocht naar een verzoening van zijn alfa en bètakanten. Al vrij snel werd duidelijk dat het leraarschap niet voor hem was weggelegd, waarna hij een financieel probleem oploste door in ploegendienst in de nachtdiensten van fabrieken als DOMO in Bedum te gaan werken. Veertien dagen op en veertien dagen af. In de vrije weken zette hij zich aan het schilderen van bewerkelijke, bijna fotorealistische werken.

 

Daar had hij veel succes mee en een eerste tentoonstelling volgde in 1981 in Heerenveen. Containers, bezems, een strijkplank, een snelweg. Prozaïscher kan het niet.

Het is verwarrend maar ook interessant dat je in deze werken over het hoofd ziet dat er keuzes zijn gemaakt. Keuze in de kleur, voor leegte van de omgeving, voor het (zon)licht enz. Bezoekers waren vooral enthousiast over het feit dat het ‘net een foto’ was en vonden het dan ook heel knap gemaakt. Dat was nou net niet wat Otto wilde horen. Het ging hem in zekere zin om zijn versie van romantiek. In een inleiding door zijn broer Gerrit (verderop in deze publicatie) kunt u daar een goede uitleg over vinden.

Nadat de ploegendiensten vanwege de economische crisis in de tachtiger jaren niet meer mogelijk waren belandde Otto zeer tegen zijn zin nog een paar jaar in de BKR. In Groningen werd deze regeling succesvol toegepast in een artotheek waar veel van zijn werken werden en nog steeds worden uitgeleend. In Arnhem echter, waar hij vanaf 1983 woonde, was de ontvangst van zijn werk wat minder succesvol.

Vastgelopen in deze realistische periode en daarbij zoekend naar een financieel wat betere positie besloot Otto te stoppen met deze manier van schilderen en zich te specialiseren binnen de ICT sector. Hij kon tegelijk met zijn parttime studie aan de slag bij de PTT, nu KPN,  én zich oriënteren op een heel andere manier van schilderen. Zo vond hij min of meer uit noodzaak een goed evenwicht tussen zijn beide kwaliteiten. Daarin leek hij erg op zijn broer Gerrit, die het ICT werk altijd al combineerde met een schrijversbestaan in de avonduren. Ook Otto vertrok na gedane arbeid overdag naar zijn ‘atelier aan huis’. Hij heeft dat 26 jaar volgehouden en beide, naar hij zegt, altijd met evenveel voldoening gedaan.

 

Zijn productie komt na enkele jaren experimenteren in een evenwichtiger vaarwater waarin hij het relatief harde realisme weet om te zetten naar een lossere, gevoeligere toets, warmere kleuren en vriendelijker onderwerpen. Vanaf 1996 begint zijn productie weer aardig op gang te komen. Er volgen jaren van veel schilderen en zo af en toe een tentoonstelling. Hij legt zich vooral toe op het schilderen met olie verf op papier, zodat hij de toets los kan houden.

 

In deze publicatie hebben we gekozen voor zowel een thematische als chronologische benadering. Verschillende thema’s zijn in de loop der jaren steeds opgekomen en weer verdwenen, soms verschijnen ze tegelijk. Het verraste Otto en mij in exposities van de laatste jaren dat het werk en de thematiek van nu zo naadloos aansluit bij de werken van de tachtiger jaren. Ook de belangstelling en het enthousiasme voor de vroege werken is onverminderd. Zoals u zult zien sluit de cirkel zich. Ik vind dat altijd een fijne constatering.

 

Anneke Oele